zondag 18 maart 2018

Gilberte Beirens (aka Gilberte van Louise van Pol Mussche)

In the picture my aunt Gilberte Beirens, when she was a girl of about 11, in the back yard of their home at 20 Chapel Street in Penzance. Here with her mother, my paternal grandmother. The item was taken from my book "Vlucht naar Penzance", wartime stories of Belgian fishermen in the UK. 



Na de aankomst van het hele Musschennest uit Kingston (Londen) volgde Gilberte Beirens in Penzance een tijdje de lessen in de parochieschool, een lagere school gelegen aan de Abbey Slip vlakbij Chapel Street en die door de nonnen van het Kruis bestuurd werd. Toen in de eerste dagen van hun verblijf in Penzance de sirenes loeiden liep Louise met nog een paar ongeruste Heistse vissersvrouwen naar de school en bonsde er op de poort. Na een tijdje ging de deur open en het hoofd van een nonnetje kwam heel even tevoorschijn en zei “The children are allright”. Een oogwenk later was de poort weer op slot. Toen Gilberte die middag thuiskwam zei ze tegen haar moeder “Wat voor rare gewoonten hebben ze hier! Als we de paternoster lezen moeten al de kinderen onder de trap gaan zitten.” Gilberte, die toen nog maar weinig Engels sprak, had het alarm niet gehoord en wist dus ook niet waarom de hele klas onder een trap moest schuilen en bidden. Een paar weken later werd de groep Vlaamse kinderen echter verplaatst naar de gemeenteschool in Morrab Road. Speciaal voor de vluchtelingen werden daar namelijk ’s morgens ook een paar lessen in het Vlaams gegeven. De Vlaamse leraars waren mijnheer en mevrouw Nadels, die afkomstig waren uit Antwerpen, en mevrouw Sunaert die al vele jaren in Engeland woonde.

Leopold Vantorre (aka Pol Mussche)

In the photo my paternal great grandparents Leopold Vantorre (aka Pol Mussche) and Valerie Octavie Viaene (Metje Mussche). The picture was taken before the war, shortly before they fled to the UK with their fishing vessels after Hitler invaded Belgium. The entry was taken from my book "Vlucht naar Penzance" (Escape to Penzance).   

Metje had net de kleine vogeljongen, die in een oude schoendoos zaten, te eten gegeven. Tegen haar man Pol Mussche (69), zei ze plagend "Die vortzakken van je vogels hebben weer eten gehad é. En binnen twee uren is 't weer gang". Het leek alsof ze schold, maar in feite was ze tevreden dat ze "die kleine knekertjes" kon grootkweken met een papje van brood, gemalen zaad en wat water. Het was Pol Mussche, reder en walkapitein, die als hobby kanaries en andere vogels kweekte in de volière van het achterkot, dat ze "het stal" noemden. Maar 't was nogal vaak Metje die zich over de jongen ontfermde...

Metje wreef de handen in de manier die haar eigen was, en zette zich in haar favoriete rieten zetel in de grote hoge veranda. Ongewild begon ze te mijmeren over de gevaarlijke tijd. Het gonsde in Heist van de oorlogsgeruchten. Ze hoopte dan ook dat hun schepen gauw weer binnen zouden zijn. De lentezon zorgde reeds voor een aangename temperatuur in de veranda, die met z'n vele groene planten de indruk gaf van een binnentuin. Binnenkort moeten we het zeildoek tegen het glazen dak ophangen" dacht ze "anders wordt het te warm en verbrandt al het groen". Maar Metje genoot van de warmte en trok zelfs de mouwen van haar donkergebloemde bloes wat lager over de handen, en de kraag wat hoger om de hals. Het was namelijk een bitter koude winter geweest, met lange weken ijs op de Lac van Heist. Het brood was ook weer duurder geworden, wikte ze. Ze betaalde nu al 2 fr.!

"We gaan hem beter voorlopig niet terug naar school zenden" kwam een zware stem uit de bijkeuken. Pol Mussche was er koffie aan het opgieten. Metje knikte instemmend, maar riep terug "In de zak, niet onder de zak, é, vader". Haar man had namelijk de gewoonte om het kokend water slechts een paar keer in de koffiezak te gieten, de rest ging onder de zak rechtstreeks in de grote koffiekan. Het zorgde voor snelle maar slappe koffie, en dat lustte Falletje niet. Falletje, of Falle, zo noemde de buitenwereld Metje Mussche.

Adrienne Vantorre (Louise van Pol Mussche)

My maternal grandmother Adrienne Vantorre (aka Louise van Pol Mussche) here photographed during the war when the family lived and worked in Penzance. This entry is taken from my book "Vlucht naar Penzance" (Escape to Penzance): 

DE DIKKE “MADAM” VAN BENTALLS


Tijdens de Blitz schuilden de Musschen in Kingston meestal samen in huis, zo goed en zo kwaad het ging. Ondanks drieënvijftig achtereenvolgende nachtelijke bombardementen waren Leon, Yvonne en Clara 's morgens steeds present om in de wijnbottelarij te gaan werken. Op weg naar het werk passeerden ze in Wood Street in Kingston het bekende winkelcentrum Bentalls. "In het uitstalraam van de afdeling voor mensen met een maatje meer stond een nogal dikke modepop met een mooie zwarte jas" vertelt Yvonne. Leon herkende er zijn oudste zuster in met de zware jas waarmee ze uit Heist was weggevlucht. Hij ging voor de étalage staan en zei "Ha Louise ge ziet er weer goed uit in je zwarte palto. Maar wij hebben d'er hier weer van gehad hoor vannacht." Het was Leon zijn manier om met een grapje de nachtelijke doodsangsten van zich af te zetten. Maar Yvonne en Clara geneerden zich en zeiden tegen Leon "Kom voort. Ben je niet beschaamd? Wat gaan de mensen wel zeggen". Maar Leon bleef ongestoord, haalde z'n schouders op en grijnsde "Ze kennen me hier toch niet". In brieven die hij kort nadien naar zijn oudste zus in Penzance schreef staat trouwens te lezen “Zoals ik je al verteld heb Louise, zijn we hier weer zwaar gebombardeerd geweest…” Uit een publicatie in de Guardian hebben we inmiddels zo goed als zeker kunnen afleiden dat de étalagist die destijds bij Bentalls de aandacht van Leon Mussche had weten te trekken met zijn "dikke madam" een zekere Antonio Ambrogio (Tony) Cattaneo was. Tony Cattaneo (1927-2003) was een jonge Engelsman van Italiaanse afkomst, later vader van Peter Cattaneo, die in 1997 met zijn film "The Full Monty" wereldfurore maakte en een Oscar won. Het was trouwens bij Bentalls dat de jonge étalagist zijn vrouw Rita ontmoette. Zij kocht de mode in.